Een opbeurende motivatie
Goed in het begin: een opbeurende motivatie
Het is nu zo’n vijfendertig jaar geleden dat ik mijn meditatiebeoefening serieuzer wilde gaan aanpakken dan de tien jaar daarvoor. Ik was net terug uit India waar ik tijdens mijn onderzoek Tibetaanse leraren had ontmoet die me diep hadden geraakt. Terug in Amsterdam ging ik een jaarcursus boeddhisme doen. Een van de eerste dingen die ik daar leerde was het motivatiegebed van de Vier Onmetelijkheden, die ik nu de Vier Hartkwaliteiten noem. Dit wensgebed dient om de juiste intentie voor het volgen van het onderricht en bewandelen van het pad op te wekken. Ik schrok wel even van het woord 'gebed'. Ik had 'bidden' al jaren daarvoor opgegeven als iets dat niet voor mij was, maar toch was dit iets heel anders dan het bidden dat ik in de kerk had geleerd. Hier was geen sprake van een geloof dat je zou moeten hebben en er werd niet tot iets of iemand gebeden. Dit was meer een richting geven aan je geest en een dagelijkse herinnering aan de motivatie waarmee je door het leven gaat. Het neemt de vorm aan van een aspiratie, een wens, maar dan wel met iets meer betekenis dan 'gelukkig nieuwjaar', 'beterschap' of zelfs 'lang zal hij leven!' Het begint te benadrukken dat een oprechte activiteit kracht en waarheid in zich draagt:
Door de kracht en de waarheid van deze beoefening:
Moge alle wezens geluk ervaren en de oorzaken van geluk.
Mogen wij allen vrij zijn van lijden en de oorzaken van lijden.
Mogen wij nooit gescheiden zijn van het grote geluk, dat vrij is van lijden.
En mogen wij allen in de grote gelijkmoedigheid verblijven,
vrij van gehechtheid en aversie.
De eerste regel over geluk verwijst naar liefde, vrij zijn van lijden verwijst naar compassie, de derde regel verwijst naar vreugde en de vierde naar gelijkmoedigheid, een staat van onpartijdigheid voorbij ons kleine ik-belang. Zo komen alle vier de onmetelijke hartkwaliteiten hierin tot uitdrukking.
Kan ik dit wel waarmaken?
Liefde en compassie voor iedereen, vrij zijn van gehechtheid en aversie – op mijn goede dagen kan ik mij hier prima in vinden, dan sta ik er helemaal achter, inspirerend zelfs. Toch gebied de eerlijkheid ook te zeggen dat die woorden in contrast staan tot de houding waarmee ik zeker tot dan toe, maar ook af en toe nu nog door het leven ga.
In de puberteit was mijn lijfspreuk een Sixties songtekst van The Animals die me aansprak en boven mijn bed hing: ‘It’s my life and I do what I want!’ (Het gaat verder met: ‘It’s my mind and I think what I want’) Een statement die zich vroeger in mijn woorden en gedrag regelmatig vertaalde als 'Ze kunnen de pot op!' of ‘Ze zoeken het allemaal maar uit!’ Die houding van ik-eerst gaf me een gevoel van autonomie en onafhankelijkheid. Dat hielp een tijdje om me staande te houden in een wereld die niet altijd naar wens ging, totdat het niet meer werkte. Het ironische is dat die houding van eigengereidheid me tegen de stroom van mijn opvoeding in naar het boeddhisme geleid heeft en nu door deze woorden uitgedaagd werd. Want, hoewel ik op mijn zogenaamd goede dagen het motivatiegebed volkomen gemeend kon uitspreken, waren er toch ook na mijn omarming van de dharma nog steeds dagen waarin mijn oude meer recalcitrante ik opspeelde en het gebed welhaast onoprecht en bijna vervreemdend uit mijn mond klonk.
In de spiegel
In plaats van deze motivatie af te wijzen als te hoog gegrepen of mijzelf (schijn)heilig te vinden omdat ik het niet altijd volledig zo kon voelen, beschouwde ik dit contrast juist als interessant, een ingang voor zelfonderzoek en een kijkje in mijn hart. Het motivatiegebed houdt me dan een spiegel voor, zo van: ‘Hé Bert, waar is je motivatie nu? Hoe staat het met die goede bedoelingen van je?’ Ik begrijp nu dat ook de discrepantie een essentieel onderdeel van de beoefening is en het volgen van een weg.
Natuurlijk speelt dit af en toe nog steeds en dan zie ik iets groots en iets kleins in mezelf. Die twee zijn er allebei en het heeft weinig zin om de een af te kraken of een voorkeur te hebben voor de ander. Ik heb dat jaren wel gedaan in een poging zogenaamd een ‘goede boeddhist’ te zijn, maar daar wordt je niet blij van en je schiet er niets mee op. Wat ik daarentegen ervaren heb is dat juist hier de gelijkmoedigheid begint – bij die contrasterende en onhebbelijke delen in mijzelf, en juist hierin is ook de liefde en de compassie te vinden. Dit inzicht schept in zichzelf alweer meer rust en ruimte, want er is een uitnodiging tot diepe acceptatie van zowel mijn kleingeestige ik als mijn ruimhartige motivatie. Ik ben ze alle twee gewaar. Ik kan ze aankijken, ermee zijn en zien en ervaren wat ze met me doen. Ik kan mijzelf vergeven of mijn aspiraties hernieuwen en hoef het ook allemaal niet zo overdreven serieus te nemen.
Beoefening
Als de zogenaamd goede intentie altijd helemaal vanzelf zou komen dan hoef ik deze niet te herinneren en is er geen beoefening. Nu ik de kracht van de opbeurende motivatie ken en mij in principe helemaal in de waarheid ervan kan vinden – ja, ik wens echt meestal iedereen oprecht geluk en vrijheid van lijden toe – heb ik een richtlijn in mijn leven waar ik op kan vertrouwen. Het is een lijntje terug naar het licht, een antidota tegen mijn trots, agressie, jaloezie, begeerte en onwetendheid. Het is mijn intentie, mijn aspiratie, de onderliggende wens in alles wat ik doe en niet doe. Niet dat het er nou in al mijn acties en gedachten ook zo uitkomt, maar ik ben wel overtuigd van de waarde ervan. De Dalai Lama zegt: 'In de ochtend zet je je intentie en in de avond onderzoek je je gedrag'.
Je oorspronkelijke natuur
Langzaam groeit het in mij en wordt het spontaan, want ik herken dat de woorden en hun betekenis refereren aan mijn ware natuur, voorbij mijn kleine ikje, een ruimtelijk zijn waar ik thuiskom. Die natuur is van oorsprong goed, vol liefde en compassie, vreugdevol, wijs en gewaar. Ik deel die natuur met alle anderen, net als ik hebben zij precies dezelfde natuur, want wij zijn allemaal mensen en we hebben allemaal de menselijke natuur. Of ze dit nu beseffen of niet, of ze zich ernaar gedragen of niet, dat is natuurlijk weer heel wat anders. De wens is niettemin: moge alle wezens, inclusief ikzelf, hun ware, oorspronkelijk goede natuur herkennen, herinneren of ontdekken en uiteindelijk volledig realiseren en hiernaar leven. Meditatie op de Vier Hartkwaliteiten helpt je die verbinding met jezelf en met anderen te maken.